Menu Sluit menu
< terug naar succesverhalen

Krachtige visies, vroeger en nu

“Een goed STEM-project moet zo relevant mogelijk zijn. Burgers en jongeren samen met wetenschappers écht onderzoek laten doen, dat maakt die relevantie bijzonder zichtbaar.” Dat zegt Jo Decuyper, die jarenlang aan het hoofd stond van RVO-Society. Wie zich in Vlaanderen over de opstart van wetenschapscommunicatie en burgerwetenschap buigt, kan niet om de invloed van gangmaker Jo Decuyper heen. Ilse Ooghe, huidig directeur van RVO-Society beaamt zijn visie en voegt er een extra dimensie aan toe: “Jongeren actief laten participeren in onderzoek zodat ze vanuit hun perspectief mee kunnen nadenken over oplossingen is een sterke meerwaarde van een citizen-scienceproject.” Een gesprek over sterke STEM-projecten en de toekomst van citizen science, met voormalig directeur Decuyper en huidig directeur Ooghe. Want de drijfveren uit het verleden zijn de krachtlijnen voor de toekomst.

Ilse en Jo

Duurzaam potentieel

Citizen science staat in Vlaanderen momenteel met stip op de agenda van zowel wetenschappers als burgers. Dat is niet altijd het geval geweest. Welk project was voor RVO-Society de trigger om de capaciteit van een burgerwetenschapsproject in te zien? 

Jo: “Enkele jaren geleden werkten RVO-Society en KU Leuven samen aan een pilootproject Bos Online; met sensoren werd het microklimaat rond een boom gemeten en die meetgegevens waren online beschikbaar voor een statistische analyse. Dat project was voor mij de trigger. Ook weervrouw Jill Peeters zag het potentieel van Bos Online en vroeg ons bij RVO-Society of we een gelijkaardig project met weerstations konden realiseren. Het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) en de betrokken minister toonden interesse in nieuwe initiatieven om jongeren en burgers bij wetenschap en STEM te betrekken. Zo kreeg het STEM-project met jongeren en burgers over klimaat en weer i.s.m. Jill Peeters definitief vorm.” 

Hoe wist je als toenmalig directeur de Vlaamse overheid te overtuigen om duurzaam op citizen science in te zetten? 

Jo: “Toen de krijtlijnen van een nieuw convenant voor RVO-Society werden uitgetekend, heb ik enkele innovaties voorgesteld. Ik zag e-learning, blended learning en burgerwetenschap als kanalen om jongeren en burgers te stimuleren in hun interesse voor wetenschap. Die innovaties zijn zowel door het kabinet van de minister als de raad van bestuur van RVO-Society en diverse onderzoekers van imec opgepikt. Zo is er een draagvlak ontstaan om in de diepte te werken en een professioneel kenniscentrum op te richten.” 

Hoe zien jullie beiden de rol van Scivil als kenniscentrum inzake burgerwetenschap? 

Jo: “Een goed burgerwetenschapsproject delegeert stappen uit het onderzoek aan burgers, meestal na een opleiding. Dat gaat dus verder dan louter data verzamelen. Het opzet is de deelnemer een beter zicht te geven op de wetenschappelijke methode. Dat is tegelijk een hele uitdaging en een grote meerwaarde. Scivil moet die focus continu bewaren en bewaken. Een tweede belangrijke taak is volgens mij het ondersteunen van het hele proces van voorbereiding van een project tot de finale communicatie over de resultaten. Zo kunnen de door de overheid geselecteerde projecten maximaal effect ressorteren. De derde taak tenslotte is de vinger aan de pols houden, zowel in Vlaanderen als internationaal, dus opportuniteiten scouten om het ganse proces van burgerwetenschap continu te verbeteren.” 

Ilse Ooghe: “Na twee jaar werking zien we dat het kenniscentrum reële waarde heeft gekregen in het veld. Heel wat actoren, wetenschappers, burgers en beleid exploreren momenteel de groeicapaciteit van burgerwetenschap. Dat is noodzakelijk, want in de samenleving tekenen er zich domeinen af met een enorm vermogen voor burgerwetenschap. Die domeinen zijn nog nauwelijks aangeboord, zoals de gezondheidszorg. Ook de bottom-upaanpak van citizen science, waarbij het initiatief voor een project van de burgers zelf kan komen, is nog niet ingeburgerd. Kunnen burgerbewegingen een projectvoorstel formuleren als ze daar onderzoekers voor vinden bij wiens onderzoek hun voorstel aansluit? Dat concept heeft een gigantisch potentieel.” 

Jo: “Scivil is een antenne die dergelijke vragen oppikt. Vooraleer die voor te leggen aan EWI of de betrokken minister kan Scivil op zoek gaan naar gelijkaardige initiatieven in het buitenland om zo een ‘gewogen’ advies op te stellen, waarin meteen de voor- en nadelen zijn vermeld. Scivil is, wat mij betreft, de partner van de overheid voor beleidsvoorbereiding, -monitoring en -evaluatie van het overkoepelende programma burgerwetenschap.”

Een goed burgerwetenschapsproject delegeert stappen uit het onderzoek aan burgers, meestal na een opleiding. Dat gaat dus verder dan louter data verzamelen. Het opzet is de deelnemer een beter zicht te geven op de wetenschappelijke methode. Dat is tegelijk een hele uitdaging en een grote meerwaarde.

Jo Decuyper

Inzetten op wisselwerking

Aan welke eisen voldoet volgens jullie een geslaagd en relevant citizen-scienceproject?

Jo: “Het onderwerp van het project moet aansluiten bij hoogstaand wetenschappelijk onderzoek en een unieke meerwaarde opleveren voor de onderzoeker. Het project werkt met taken voor burgers die relevant én haalbaar zijn. Relevant zodat de burger zich gewaardeerd voelt en een beter begrip krijgt voor het onderzoek. Haalbaar om de burgers aan te moedigen zich in te werken en de wetenschappelijke protocollen correct op te volgen. Idealiter heeft het project voldoende aantrekkingskracht om een breed publiek aan te spreken. Een sterk project heeft ten slotte een professioneel, toegewijd management, want de interactie met de burger vergt specifieke competenties en voldoende middelen.”

Ilse: “Persoonlijk geloof ik sterk in de wisselwerking tussen burgerwetenschap en educatie. Participeren aan een citizen-scienceproject maakt van een leerling een onderzoeker. De rol van de leerling wijzigt, net als het aanvoelen van het belang van die rol, de intrinsieke motivatie neemt m.a.w. toe. Jongeren stellen zich nu meer vragen bij maatschappelijke thema’s, zoals het klimaat. Hen daarin ondersteunen, hun kennis verdiepen en objectiveren zodat ze hun mening kunnen onderbouwen en kunnen nadenken over oplossingen is een sterke meerwaarde van een citizen-scienceproject voor jongeren. Lokale overheden en steden tonen bovendien meer interesse om jongeren en scholen te betrekken bij hun beleid. Wij zien hierin een ideale match tussen onze verschillende expertisedomeinen. Daarom hebben we onze inhoudelijke werking verscherpt én aangepast. RVO-Society* is nu de gemeenschappelijke koepel van enerzijds Scivil als kenniscentrum citizen science én anderzijds het nieuwe Brightlab dat onze bestaande STEM-initiatieven op het vlak van educatie bundelt.”

Teach-the-teacher

Is de interesse van jongeren in STEM en technologie in de loop der jaren toegenomen? Zijn er nog pijnpunten?

Ilse: “Absoluut. Er is veel meer aandacht voor STEM in het onderwijs en ook daarbuiten met de verschillende STEM-initiatieven van academies, hogescholen en bedrijven. Toch zijn er nog werkpunten. De participatie van meisjes is ondermaats. Onderzoek wijst uit dat meisjes vaak meer geïnteresseerd zijn in de maatschappelijke toepassing van technologie dan in de technologie an sich. Zo kan je meisjes op jonge leeftijd stimuleren om te proberen, te falen en opnieuw te proberen, zodat ze meer zelfvertrouwen krijgen en beseffen dat ze wel degelijk talent kunnen hebben voor STEM. Bij kansarme jongeren speelt ook het gebrek aan echte rolmodellen mee.” 

Brightlab is sterk in het opzetten en uitbouwen van een STEM-aanbod voor leerkrachten. Spelen leerkrachten een cruciale rol in het verlagen van de drempel tot de studiedomeinen van wetenschap en technologie? 

Ilse: “Een school is een dwarsdoorsnede van de maatschappij, alle kinderen worden bereikt. De ideale plek m.a.w. om kinderen vanaf jonge leeftijd in contact te brengen met STEM en hen de kans te geven hun talenten te ontdekken. Naast ouders spelen leerkrachten hierin een fundamentele rol. Het probleem is dat STEM een vrij nieuwe discipline is en geen enkele leerkracht een opleiding als STEM-leerkracht kreeg. Voeg daar de snel evoluerende STEM-context en -technologieën aan toe en je voelt meteen aan dat leerkrachten nood hebben aan specifieke op maat gemaakte input. Brightlab heeft in die zin een sterk toegevoegde waarde. Wetenschappelijke basisconcepten worden in nieuwe contexten gevoed met nieuwe technologieën. We trachten zoveel mogelijk kinderen en jongeren te bereiken, via de leerkrachten en onze teach-the-teacherconcepten. Met sommige leerkrachten lopen we een stap verder, we betrekken hen in de creatie van een nieuw product. Hun kennis van klascontext en leerplannen verrijkt onze activiteiten.” 

Jo: “Ik sluit me daarbij aan. De school en de leerkrachten zijn primordiaal in het promoten van wetenschap en technologie. Ik denk niet graag in termen van verlagen van drempels want dat is, in se, niet mogelijk. Het studeren van wetenschap en technologie heeft zijn eigen intrinsieke kennisdrempels. Leerkrachten hebben nu wel een beter besef van het belang van STEM. Door het ruime aanbod van STEM-materiaal (o.a. van RVO-Society), de nieuwe leervormen (e-learning) en de druk van de overheid (via de eindtermen) zijn ze uit hun comfortzone gestapt. Maar we zijn er nog lang niet.” 

Ik geloof sterk in de wisselwerking tussen burgerwetenschap en educatie. Participeren aan een citizen-scienceproject maakt van een leerling een onderzoeker. Jongeren ondersteunen, hun kennis verdiepen en objectiveren zodat ze hun mening kunnen onderbouwen en kunnen nadenken over oplossingen is voor jongeren een sterke meerwaarde van een citizen-scienceproject. 

Ilse Ooghe

Talent opvissen

Welke triggers zouden voor een stroomversnelling op het vlak van de STEM-instroom kunnen zorgen?  

Ilse: “Enerzijds is er het secundair onderwijs: de aanpassing van de leerplannen m.b.t. STEM, die gestart zijn in de eerste graad en nu verder worden uitgerold in de hogere graden, hebben STEM fundamenteel op de kaart gezet. De exclusieve aandacht voor aparte disciplines is verlaten, we zien meer aandacht voor de integratie van wetenschappen en voor een shift in focus op onderzoekend en ontwerpend leren. Dat is een belangrijke stap om STEM bij jongeren te promoten. Anderzijds zien we in het basisonderwijs dat de aanpassing van leerplandoelen gepland is, maar nog niet uitgevoerd. Het lijkt me bijzonder belangrijk dit goed te doen, zodat talentjes niet verloren gaan. Eens kinderen de rug keren naar STEM, techniek en wetenschappen, is het moeilijk hen terug op te vissen. Hen op jonge leeftijd enthousiasmeren, goed ondersteunen en oriënteren, kan doorslaggevend zijn voor hun latere onderwijskeuzes.”

Zou je kunnen zeggen dat het afstandsleren, het preteachen en hometeachen nu door corona aan kracht en geloofwaardigheid heeft gewonnen? Zagen jullie bij Brightlab de belangstelling van leerkrachten toenemen? 

Ilse: “We implementeren al ettelijke jaren e-learning en het principe van de flipped classroom: nieuwe leerstof wordt eerst individueel online verkend en nadien in de klas verdiept of toegepast. Dit concept sluit aan bij het huidige pre-teaching. We geloven sterk in de mogelijkheden om leerlingen verantwoordelijker te maken voor hun eigen leerproces en om gedifferentieerder te werken. We zagen tijdens de coronacrisis meer interesse in ons e-learningplatform en noteerden een stijgende belangstelling voor onze online workshops. We hopen dat het gebruik van digitale technologie als ondersteunend leermiddel evident zal worden en dat leerkrachten concreet ervaren hebben dat dit, op z’n minst voor een deel van de leerlingen, een interessante, alternatieve leervorm is.”
 

Op zoek naar meerwaarde

Welke evoluties zouden jullie graag op termijn zien ontstaan in het Vlaamse citizen-sciencelandschap? 

Ilse: “Persoonlijk zie ik graag meer projecten op het snijvlak van educatie en burgerwetenschap. In een van onze recente projecten koppelen we de expertises van Brightlab en Scivil. We laten leerlingen als echte onderzoekers hun eigen fietsveiligheid in kaart brengen. Zo nemen ze deel aan een echt citizen-scienceproject, maar gaan ze ook zelf op zoek naar een STEMmige oplossing om hun veiligheid te verhogen. In de werkvormen zorgen we er bovendien voor dat alle jongeren kunnen participeren.”

Jo: “Mijn advies zou zijn om op termijn te werken aan een differentiatie in de steun en financiering van burgerwetenschapsprojecten. Sommige projecten zijn van nature langlopend en grootschalig (klimaat, luchtkwaliteit…), andere projecten zijn in een korte tijdspanne mogelijk. Het is wenselijk om nog één of twee jaar met een universele projectoproep te werken die voor alle projecten, groot of klein, gelijkaardig is. Maar het momentum is nu ook daar om als Scivil te analyseren welke grootschalige projecten onvoldoende aan bod zijn gekomen en wat de meerwaarde en de impact van die projecten had kunnen zijn. Op basis van die analyse kan de overheid rationeel beslissen welke effecten ze wil bereiken met burgerwetenschap en desgevallend haar financieringsinstrument bijstellen.”

*Brightlab en Scivil zijn twee zusterorganisaties onder de koepelorganisatie RVO-Society. Samen hebben we één groot, gemeenschappelijk doel; jongeren, leerkrachten en burgers inspireren met educatieve en vrijetijdsactiviteiten rond techniek, technologie en wetenschap.

Interview en tekst: Hilde Devoghel (Tales and talks)

page-square2--black Created with Sketch.