Menu Sluit menu
< terug naar succesverhalen

De kracht van citizen science: hoe minituintjes sociaal verbindend werken

‘Citizen science heeft een enorm verbindend karakter, het is zo veel meer dan alleen data verzamelen’, aan het woord is Frederik Gerits, wetenschappelijk onderzoeker verbonden aan het ILVO (Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek). Frederik, die doctoreerde aan de UGent en ILVO, bestudeerde de oogst van vierkante meter tuintjes, dat zijn identieke tuintjes van 1 vierkante meter waarin gewassen als prei, ajuin, venkel, peterselie, radijs en aardbei werden geteeld. Hij ging de invloed na van het microklimaat, het landschap en de insecten op de plantengroei in de tuintjes. De minituinen konden op de aandacht en de inzet rekenen van tuiniers, met of zonder ervaring, die als burgerwetenschappers het onderzoek steunden. Frederik zocht niet alleen naar manieren om zowel het ecosysteem als de plantengroei in deze moestuinen te verhogen, hij ging ook na hoe hij de leeruitkomst en het leerproces van de vrijwilligers kon stimuleren door collaboratieve citizen science. In een verhelderend gesprek licht hij toe tot welke inzichten hij kwam.

ILVO

Openluchtlabo's 

Moestuintjes van amper 1 vierkante meter waren voor jullie bijzonder waardevolle onderzoeksmeetpunten?

Frederik Gerits: Je zou dat niet meteen verwachten maar dat klopt, de tuintjes waren identiek maar door hun opstelling konden we bijvoorbeeld de invloed nagaan van het klimaat en de bodemsamenstelling op de groei van de verschillende planten. We werkten met verschillende zones, tuintjes in de buurt van agrarische akkerbouw of in een private tuin in de dorpskern of in een half natuurlijke vallei. In 2018 en 2019 fungeerden 41 tuintjes in Melle, Merelbeke en Oosterzele op die manier als een echt openluchtlabo, ze werden door 84 vrijwilligers in kaart gebracht. Het project kreeg toen de globale naam BEL-landschap. In 2021, in volle coronatijd werd dat nog eens overgedaan in 25 tuintjes, door 28 vrijwilligers, ditmaal onder de roepnaam Merode, in de omgeving van Laakdal en Geel.

De vrijwilligers noteerden ook nauwgezet welke insecten hun tuintje bezochten, hebben jullie opvallende verschillen geconstateerd?

Frederik Gerits: De tuintjes kregen sensoren en insectenvallen. We wouden de natuurlijke vijanden, de bestuivers, kortom de insectengemeenschap in kaart brengen. Zo hebben we geconstateerd dat er vlakbij open akkerbouw hoge activiteit was van nuttige insecten. Hoe meer bebouwing er in de buurt was, hoe minder activiteit we registreerden. We zagen ook verschillen in bodemvochtigheid en temperatuur. Zo hadden houtkanten in het landschap bijvoorbeeld duidelijk een wind remmend en bufferend effect. Op ecologisch vlak konden we dus via de meetpunten in onze tuintjes conclusies formuleren op het vlak van microklimaat en biodiversiteit. Finaal willen we als wetenschappers natuurlijk weten hoe we bestuiving kunnen bevorderen, hoe we aan plaag- en ziektebestrijding kunnen doen en hoe we de bodem en waterkwaliteit van onze akkers én onze moestuinen kunnen verbeteren. Zodat agro-biodiversiteit zowel voor landbouwers als tuiniers een win-win situatie is.

Tuintje

Wil je met een citizen science project verder gaan dan louter data verzamelen, dan zijn er een aantal vuistregels. Communicatie en informele interactie zijn essentieel.

Frederik Gerits

Leerproces en leeruitkomst

Het is opvallend dat jullie dankzij de vrijwilligers tot een uiterst kwalitatieve dataset zijn gekomen. Hoe zijn jullie te werk gegaan?

Frederik Gerits: De vrijwilligers zorgden voor hun minituin door wekelijks te bewateren, te wieden, te observeren en data te noteren. Als onderzoeker ging ik tweewekelijks persoonlijk langs voor een algemeen nazicht, het legen van de insectenvallen, de klimaatsensoren én hield ik ook een informeel praatje. Die babbel werd aangevuld met geschreven communicatie, elke woensdag was er een nieuwe nieuwsbrief met uitleg en weetjes en ook de facebookgroep werd een levendige community van tuiniers en wetenschappers.

In welke mate was die uitwisseling van zowel formele als informele communicatie belangrijk voor je onderzoek?

Frederik Gerits: Die uitwisseling was vooral van cruciaal belang voor het tweede luik van mijn onderzoek waarin ik wou nagaan in welke mate de kennis die de burgerwetenschappers opdeden ook hun gedrag had beïnvloed met andere woorden of er sprake was geweest van transformative learning, een transformatief leerproces. In welke mate was er voorkennis geweest, wat faciliteerde hun leeruitkomst en gingen ze effectief achteraf met nieuwe instrumentele kennis aan de slag? Om die vragen te beantwoorden werkte ik met een vragenlijst na het project waarmee ik kwantitatieve en kwalitatieve data verzamelde.

Burgerwetenschap kan sterk verbindend zijn. Iedereen is begaan met het landschap en met een citizen science project kan je onnodige polarisatie tussen landbouw en natuur vermijden en kan je inzetten op constructieve dialoog.

Frederik Gerits

Dialoog

Kon je de vinger leggen op het proces van transformative learning?

Frederik Gerits: De antwoorden op de bevraging gaven ons een aantal belangrijke inzichten. Wil je met een citizen science project verder gaan dan louter data verzamelen, dan zijn er een aantal vuistregels. Communicatie en informele interactie zijn essentieel. De beste resultaten krijg je als je geschreven communicatie combineert met actieve experimenten. Zo ontvangen de burgers kennis op rustige momenten en kunnen ze die meteen in de praktijk brengen tijdens hun metingen. Gebruik de voorkennis van je respondenten, stimuleer en toon het enthousiasme en de toewijding van zowel de ploeg burgerwetenschappers als de wetenschappers, dat verhoogt de motivatie en faciliteert het leerproces.

Enthousiasme en toewijding zijn sleutelelementen om met een citizen science project in te zetten op gedragsverandering? 

Frederik Gerits: Om meeslepende en transformatieve projecten, zogenaamde immersive citizen science, te doen slagen, zijn ze onontbeerlijk. Het zaadje dat je dankzij zo’n project kan planten blijft doorgroeien. In die zin heeft citizen science ook de kracht om een sociaal netwerk op te bouwen, om een coherent buurtgevoel te creëren. Ik kan bijvoorbeeld zeggen dat onze community los van het project en de tuintjes ook tot sociale bijeenkomsten, fietstochten en wandeltochten heeft geleid. Burgerwetenschap kan sterk verbindend zijn. Iedereen is begaan met het landschap en met een citizen science project kan je onnodige polarisatie tussen landbouw en natuur vermijden en kan je inzetten op constructieve dialoog. Dat potentieel om barrières te doorbreken is in se in zoveel citizen science projecten aanwezig, we moeten er alleen wat sterker op inzetten.

Interview en tekst: Hilde Devoghel (Tales and Talks)

Foto: Bert Reubens (ILVO)

page-square2--black Created with Sketch.