Menu Sluit menu
< terug naar succesverhalen

Pioniers in de Paleontologie

Paleontologie, het vinden, blootleggen en determineren van fossielen en resten uit, zeg maar het Plioceen, het Pleistoceen of het Eoceen, spreekt tot de verbeelding. Citizen scientists zijn ontzettend waardevol voor het vakgebied van de paleontologie: ze doen veldwerk, beschrijven nieuwe vondsten, helpen bij het opbouwen van collecties én ze functioneren als echte rolmodellen. Dat is zonder twijfel het geval voor Mark Bosselaers en Marcel Vervoenen. Zonder academische achtergrond maar met een ongelooflijk elan zetten zij zich belangeloos in voor het paleontologisch onderzoek in België. Afgelopen najaar ontvingen ze daarom de Louis de Pauw Award uit handen van de paleontologische onderzoeksorganisatie Palaeontologica Belgica. Een gesprek met twee burgerwetenschappers pur sang. 
 

Ammoniet fossiel

Eerst wat uitleg over Paleontologica Belgica en de naam van de Award. Palaeontologica Belgica, recent in 2020 opgericht, buigt zich op een wetenschappelijke manier over de paleontologie in België, zonder de band met de groeiende community van fossielenverzamelaars en amateur-paleontologen uit het oog te verliezen. 
De vereniging reikt jaarlijks twee prijzen voor Belgische paleontologen uit: een prijs voor een professionele wetenschapper en de Louis de Pauw Award voor een citizen scientist. 
Die laatste is vernoemd naar de preparateur en burgerwetenschapper avant-la-lettre die eind 19de eeuw wereldfaam verwierf met de opgraving, preparatie en montage van de Iguanodons van Bernissart. De Award is een eerbetoon aan het pioniers- en levenswerk van Louis de Pauw. Terug naar onze burgerwetenschappers van vandaag. Marcel Vervoenen bouwde een waardevolle collectie fossiele zeebodems op, bestudeerde ze en schreef er een publicatie over, hij ontving de Louis de Pauw award in 2020. Mark Bosselaers is als burgerwetenschapper verbonden aan het Koninklijke Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). Hij kreeg de prijs in 2021 en beschrijft fossiele walvisachtigen, vooral de fossielen die rond Antwerpen zijn gevonden. 

Ik hoor het nog door de gang bulderen: ‘Je n’accepte rien d’un amateur, monsieur’. Daar is nadien gelukkig wel verandering in gekomen. 

Marcel Vervoenen

Fascinatie voor fossielen

Hoe is jullie interesse in paleontologie ontstaan en hoe hebben jullie geprobeerd om het wetenschappelijk domein van de paleontologie onder de knie te krijgen? 


Mark Bosselaers: Op de golfbrekers van Zoutelande, daar ben ik fossielen beginnen verzamelen, letterlijk omdat er niets anders te doen was. Ik was toen 11 jaar oud en ben er nu 66. De eerste decennia heb ik gebruik gemaakt van enkele boeken en veldgidsjes. Tussen mijn 18 en 30 jaar richtte ik me vooral op astronomie maar in 1986 kwam ik in Berchem wonen en al snel ontdekte ik dat de ondergrond er vol met fossiele vertebraten, vooral walvisachtigen, zat. De liefde voor fossielen stak terug de kop op. In 1998 vroeg ik het KBIN de toelating om de fossiele walvisachtigen in de collectie als vrijwilliger te mogen bestuderen. Zelfstudie is dus een belangrijk element geweest in mijn passie voor fossielen maar ook de samenwerking met de wetenschappers van het KBIN. Later beperkte ik mijn onderzoekdomein tot baleinwalvissen uit het Mioceen en het Plioceen en nu mag ik wel zeggen dat ik sinds een jaar of tien tot de “wereldtop” in deze discipline  behoor. Ik werkte aan een heel aantal wetenschappelijke publicaties mee, voornamelijk als coauteur. Mijn kennis neemt nog toe en die zal de komende jaren nog wel wat blijven toenemen, zolang ik meer onthoud dan ik vergeet. 
Marcel Vervoenen: Mijn fascinatie is ook in mijn tienerjaren gestart, op mijn tiende deed ik mijn eerste vondst, een zeeschelp in klei, bij een vriendje waar ze een steenbakkerij hadden. De passie was geboren, ik ben nu 84. Mijn nieuwsgierigheid en mijn honger naar kennis was groot, ik wou vooral het grote geheel, de aardlagen, de classificatie ontdekken. Ik weet nog hoe ik als liefhebber naar de dokken in Antwerpen trok, naar een expo van de vereniging Gloria Maris, waar ik trouwens nog altijd lid van ben. Ik ging te voet en zag dat het daar vol met fossiele schelpen lag, ik ben daarna nog vaak naar de dokken getrokken. De samenwerking met wetenschappers liep voor mij in het begin niet even vlot, in de jaren zestig bijvoorbeeld werd je door de experten als amateur niet voor vol aanzien. Ik hoor het nog door de gang bulderen: ‘Je n’accepte rien d’un amateur, monsieur’. Daar is nadien gelukkig wel verandering in gekomen. Al moet ik zeggen dat ik met mijn vondsten en bevindingen eerst gehoor vond in Leiden in het Naturalis museum en bij de Werkgroep voor Tertiaire en Kwartaire Geologie in Nederland.
 

Marcel Vervoenen

Marcel Vervoenen

Steeds professioneel 

Wat is volgens jullie de rol van een burgerwetenschapper die samen met of langs de onderzoekers aan paleontologie doet? 

Mark Bosselaers: Ik werk voortdurend samen met professionele paleontologen. Mijn rol ligt vooral in het veldwerk, ik probeer om met een team van toegewijde amateurs nieuwe vondsten professioneel te bergen en te conserveren. Ik breng die vondsten onder de aandacht van professionelen. Recent is er ook de prospectie op bouwwerven bijgekomen, gewoon omdat er van overheidswege geen veldwerk of standaard prospectie op bouwwerven meer is. Momenteel leggen we ons toe op het zoeken en het bergen van fossiele vertebraten. We hopen zo de historische problemen rond de zogenaamde ‘Van Beneden-collectie’ uit 1860 te verhelderen en op te lossen. De soorten die Van Beneden beschreef, op basis van vondsten gedaan bij het aanleggen van de fortengordel rond Antwerpen, zijn vaak gebaseerd op fragmentarische of aspecifieke skeletdelen. Door volledigere skeletten op te graven en te beschrijven kunnen we onvolkomenheden van de oude collectie aanvullen en zo nodig corrigeren en uiteraard onze kennis over de evolutie van de walvissen verfijnen en verbeteren.
Marcel Vervoenen: Van mijn kant heb ik steeds contact gezocht met paleontologen en instellingen, ook internationaal, om hen mijn vondsten te tonen. Zo was ik in 1984 vrijwilliger voor de Geologische Dienst in Brussel. Samen met 12 geologen hebben we toen de fauna uit het Pleistoceen in de zandgroeve van Bos van Aa in Zemst onderzocht. 
Soms was er een mooie wisselwerking, dan vroegen ze me om mee te werken om een site of een fossiel te interpreteren. Dat deed me veel plezier want ik ben autodidact, ik heb tot 16 jaar schoolgelopen en was in feite drukker, letterzetter van beroep. Heel wat instellingen en wetenschappers hebben me vermeld in hun publicaties en ik kon er ook zelf op mijn naam schrijven. In de jaren negentig heb ik een bijzondere techniek ontwikkeld om volledige fossiele zeebodems en schelpenbanken in hun context van los sediment te bewaren. Zo kregen de paleontologen en geologen meer inzicht in het effect van getijden, stormen of kalme periodes op de fauna van Cenozoïsche zeebodems van Vlaanderen. Met die techniek heb ik maar liefst 219 zeebodems behandeld. Als je weet dat zo’n behandeling en uitharding zo’n 20 tot 30 uren werk vraagt per zeebodem, dan weet ik in feite nog altijd niet hoe ik dat heb klaargespeeld. Via de Belgische Geologische Dienst kon ik dan in 1995 mijn aanpak publiceren in het artikel “Taphonomy of some Cenozoic seabeds from the Flemish region”. Dat gaf voldoening, ik heb op mijn manier bijgedragen aan de wetenschap. 

Hoe belangrijk is deze prijs voor jullie? 

Mark Bosselaers: Deze prijs is uiteraard een erkenning voor het vele werk van de afgelopen jaren. Praktisch leveren deze prijzen, ik heb er intussen drie, niet zo heel veel op, moet ik tot mijn spijt bekennen (n.v.d.r.: Bosselaers ontving in 2018 in Frankrijk de Saporta prijs en in 2019 de van der Lijn prijs in Nederland).
Marcel Vervoenen: Het is ook voor mij een blijk van waardering voor mijn inzet, mijn aanpak en mijn polyvalentie. Ik ben vooral blij dat er nu al enkele jaren een nieuwe wind waait, dat amateur paleontologen naar waarde worden geschat en dat de ivoren toren die vroeger zeker een rol speelde, zo goed als gesloopt is. 

Mark Bosselaers

Mark Bosselaers

België heeft een rijke ondergrond. Er is dus absoluut nog een schat aan niet onderzocht materiaal. 

Mark Bosselaers

Een schat aan materiaal in de ondergrond


Hebben we in België op het vlak van paleontologie nog een schat aan informatie die niet onderzocht is? Wat is jullie advies aan al wie zijn eerste stappen in het domein wil zetten, jong of oud? 


Mark Bosselaers: Het is belangrijk dat er in de eerste plaats vondsten gedaan worden en dat die veilig in handen van de wetenschap terecht komen. België heeft een rijke ondergrond. Er is dus absoluut nog een schat aan niet onderzocht materiaal. Burgerwetenschappers kunnen daar een rol in spelen. Voor nieuwe verzamelaars is het, denk ik, belangrijk om contact te zoeken en te houden met andere verzamelaars, waaronder ikzelf, om zo zicht te krijgen op hun stukken, info te krijgen, qua determinatie en preparatie. Weten welke stukken er verzameld werden en waar ze zich bevinden is cruciaal. We proberen zoveel mogelijk de vondsten te determineren en ervoor te zorgen dat de stukken goed geprepareerd worden. Die wisselwerking is voor beide partijen belangrijk, zeker zolang er vrijwel geen praktische info te vinden is op het internet of in publicaties. Over fossiele schelpen en haaientanden is er in België voor amateurs heel wat lectuur en kennis beschikbaar, maar over fossiele vertebraten is er vrijwel niets te vinden. Daar is dus nog een lange weg te gaan, maar dat is voor zowat de hele wereld het geval.


Welke projecten hebben jullie nu op stapel staan of op welke vondsten zijn jullie momenteel gefocust? 

Mark Bosselaers: Momenteel werk ik, zoals steeds, zowel aan vondsten als aan publicaties. Wat de vondsten betreft heb ik de afgelopen jaren 8 nieuwe walvisskeletten kunnen bergen en die worden nu geprepareerd (n.v.d.r.: o.a. bij de realisatie van een nieuwe ziekenhuisvleugel van het AZ Monica in Deurne). Verder heb ik zeer zeldzaam materiaal van archaeoceten uit Marokko kunnen aankopen. Qua publicaties zitten er vier nieuwe artikels in the pipeline: één over een fossiele walvis uit Nederland, twee over archaeoceten uit Spanje en Duitsland en één over zeepokken op fossiele walvisbotten. 
Marcel Vervoenen: Enerzijds zijn er nog een aantal vondsten die extra aandacht vragen, volgens mij is hun determinatie niet correct. Anderzijds, kan ik zeggen dat er hier op zolder nog 180 emmers met sediment staan, die moeten gezeefd worden en alle fossielen of stukjes fossiel moeten er uitgehaald worden. Een monnikenwerk. 
 

page-square2--black Created with Sketch.